vrijdag 17 mei 2019

Buitenkunst

Ik ben in een groot gebouw, waar het niet overal overdekt is. Ook wel een groot complex, ergens in de jungle, of in het binnenland van  Frankrijk, zoals kastelen, gebouwd op een heuvel of een terp. Of het Scheper ziekenhuis. Dit gebouw is eigenlijk altijd mijn wereld geweest, en nu verlaat ik deze wereld. Ik heb talloze goede herinneringen aan deze wereld, en er waren ook veel hoeken en uitwegen die ik verkend had, met allerlei verrassingen die ik onderweg tegenkwam, en weer verder uitwerkte. Maar nu ga ik deze wereld verlaten. De aanleiding of toedracht hiervan is niet bekend. Voor mezelf is het wel duidelijk, dat alles gaat veranderen, en dat ik hier niet meer terug zal komen. Dat vind ik in het geheel geen probleem, omdat ik allang gericht ben op de nieuwe plaats, waar ik naartoe zal gaan. Die plaats is niet een begrensde wereld in het binnenland, maar een appartement aan de kust. Dat appartement zal mijn uitvalsbasis zijn, maar voor de rest zal ik mij het grootste gedeelte van de dag aan de kust begeven, vlakbij zee. Ik zie mezelf er ook met een hond, en ik gooi steeds een stok weg, de hond rent er vrolijk achteraan. Hij is jong en fris en blij. Ik ook. Ik ben gekleed in luchtige zomerkleren.

Ik ben nu nog in het oude complex, maar ik  kan al in de toekomst kijken, en maak de dingen al mee die in de toekomst gaan gebeuren. Ik voel mij nog steeds erg op mijn gemak in dit complex, maar toch zal ik het niet gaan missen. Dat komt ook omdat ik er uitgebreid de tijd en de aandacht voor neem, om dingen goed af te sluiten. Hier word ik wel in gedwarsboomd, want mensen proberen mij in deze periode te houden. Aanvankelijk heb ik dat zelf helemaal niet in de gaten. Het komt ook doordat ik zelf niet duidelijk ben in het uitdrukken van mijn doelen. Dan krijg je vanzelf die tweeslachtigheid.

Het is een groot complex, met een bovenverdieping en een benedenverdieping. De bovenverdieping is voor de kinderen. Dat is hun afdeling. Ik kom daar dus ook nooit. Het is eigenlijk gewoon het complete terrein van Buitenkunst. Nu wil ik wel even naar boven, ook om de kinderen gedag te zeggen. Er is een niet stijle helling, en daar kan ik zo op lopen om boven te komen. Deze is mogelijk voor de rolstoelgebruikers in het ziekenhuis. Echter, ik neem het stijle gedeelte, waar een trapje aan bevestigd is. Het lukt net niet om er via deze manier te komen, dus dan toch maar via de helling.

Het is boven heel gezellig met al die kinderen. Ze hebben er compleet hun eigen wereld gemaakt. Ze zijn blij en uitgelaten, hebben geen volwassenen nodig. Zijn met elkaar veel krachtiger, dan wanneer er volwassenen bij zijn. Ik vind het ontzettend leuk en hartverwarmend om dit mee te maken.

Ik word gevraagd voor een bijeenkomst in een lokaal. Ze willen dat ik vooraan zit, iedereen is met mij bezig en naar mij op zoek. Ik hoef er voor mezelf niet echt naartoe, maar vind de belangstelling van de kinderen ook wel weer grappig. En dat ze alles zo fanatiek regelen. Ze zeggen dat de lezing alleen is voor moeders die ziek zijn. Ik zeg dat ik helemaal niet ziek ben, en dat ik dus niet bij de lezing kan zijn. Ze zeggen dat ze dan wel net doen alsof ik ziek ben. Ik zeg 'maar dat kan toch niet'? Dan kom ik erachter dat er een grote taart uitgedeeld wordt, als er een zieke moeder in de zaal is. Ik word hier dus eigenlijk voor ingezet. Ik besluit het maar zo te laten, vind het wel wat apart.

Ik zit vooraan bij de lezing, en krijg alle aandacht. Het lijkt eigenlijk alsof er alleen aan mij voorgelezen wordt, en de rest van de zaal 'tweede rang' is. Ik vind de situatie ook wel wat dubieus, want er wordt mij nu een ziekte aangemeten die ik niet heb. Dan had ik liever die aandacht niet gehad. Maar het is moeilijk om uit deze situatie te stappen. Ik besluit  het maar even mee te spelen. Het is zo voorbij. Ik beweeg in een bepaalde richting. Een kinderleidster naast me duwt me steeds weer terug in de oorspronkelijke richting. Ik word hier woedend van, maar omdat ze zo vriendelijk blijft lachen, durf ik er niets van te zeggen. Haar vriendelijke lach is eigenlijk heel dwingend, en ik kan er niet onderuit. Ik kan er niet tegenin gaan.

Het blijkt dat ik gesolliciteerd heb op mijn oude werk. Ik ben er een half uur eerder. Ik zit beneden te wachten. Ze zijn boven aan het werk. Van alle kanten komen oud-collega's naar mij toe, maken een praatje, vinden het geweldig dat ik er ben. Vragen of ik anders al eerder op gesprek wil. Nee, laat mij maar wachten. Ik zeg dat het niet helemaal de bedoeling is dat ik hier ben. Dat ik best een tijdje voor hun wil werken, maar daarna weer wat anders wil. Oh, dat is een teleurstelling, zegt een collega. Want de mensen bouwen een band met je op, en dan moet je weer afscheid nemen. Een leidinggevende zegt dat ik iets moet doorgeven aan een collega. Het gaat over een client. Ik zeg dat ik hier niet werk, het dus ook niet kan regelen. De leidinggevende staat er niet echt voor open. Ondanks dat het fijn is dat iedereen zo vriendelijk en gastvrij is, wil ik hier toch niet langer blijven. Ik wil niet meer dat mensen druk op mij zetten en dingen verwachten die ik niet kan en niet wil waarmaken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten