dinsdag 10 maart 2020

Vader

Ik arriveer bij het ouderlijk huis, en het is nog in de staat van voor de tweede verbouwing, dus met de bar in de keuken. Ik heb de reis gemaakt uit Drenthe, en sta op het grind, klaar om naar binnen te gaan. Mijn vader fietst van het grind af, wat slingerend, zoals ik van hem gewend ben, omdat er teveel grind ligt om te fietsen.

Papa is hier een jaar of 50 en nog goed gezond, nog geen diabetes.
Het is een mooie man, met kastanjebruin/rood haar, bakkebaarden, draagt een kort stoer leren jack. 

Hij is vrolijk en opgewekt, en heel blij om mij weer te zien. Ik krijg een klapzoen van hem. Hij zegt dat hij naar de kerk gaat, en dat we elkaar dus straks wel zullen zien. Ga eerst maar naar moeders. Ik zeg nee, dat lukt niet. Want ik moet straks weer met de trein terug naar Leiden (in de droom studeer ik nog in Leiden). Ik moet daar nog een reisverslag maken (wellicht van Griekenland). 
Oh prima, zegt hij in het voorbijgaan.....dan tot de volgende keer. 

Hij fietst weg en voor het eerst van mijn leven leg ik mij erbij neer dat hij verder nauwelijks contact maakt dan even een oppervlakkig praatje, heb je geluk, dan vertelt hij ook verhalen van vroeger, maar het is altijd van hem naar de ander, nooit echt andersom, het lukt hem heel even om die aandacht vast te houden, maar dat is nooit lang, en daarom niet de gelegenheid om echt de verbinding aan te gaan. In de droom leg ik mij erbij neer, en houd ik zelf ook die afstand. Ik ben daar verder ook heel nuchter onder.

Ik sta voor het ouderlijk huis, en ik zie mijn moeder aan de bar zitten. Het is nu nog donker, maar de lichten van de bar schijnen fel op haar gezicht. Er zijn naaldbomen gekapt. Blijkbaar was het huis omgeven door heel veel naaldbomen. Vreemd. Ik meende dat het er maar eentje was. Maar nee. Een heel bos is gekapt. Het is net gebeurd, en alle bomen liggen nog op de grond. Het is een bende van droog, opstuivend zand. Nu is het fel daglicht, een bloedhete zomerdag, ik ruik de geur van een Drents naaldbos. 

Ik ben in een drukke schoolklas, en assisteer de leerkracht. Ik ben hier een tijdje niet geweest. De kinderen zijn blij mij te zien. Ik heb het er maar druk mee. Door de drukte heb ik eerst niet door, dat er ook een kind is dat zich afwendt. Hij is een jaar of 7. In de droom ken ik hem, maar in het echt heb ik hem nog nooit gezien. Dan komt hij wel een beetje bij mij in de buurt. Het jongetje heet Job. Heeeee, Job, zeg ik. Wat leuk dat jij er ook bent! Het jongetje kijkt mij boos aan, met zijn felblauwe ogen, hand in zijn mond, verlegen. Ik begrijp er niks van. 

Hij zegt dat hij het niet leuk vond, dat ik ineens 'zomaar weg' was. Ik zeg dat ik dat natuurlijk begrijp, maar dat ik daarom ook zo uitgebreid afscheid van de klas had genomen. Maar Job heeft dat niet zo ervaren, en het kan ook zijn, dat hij een middagje ziek is geweest. Na de voorjaarsvakantie 'was ik ineens weg', en dat vond hij helemaal niet leuk. Ik vraag het later na bij de leerkracht. Ze geeft mij een verslag van een tien-minuten-gesprek. Dat is een heel verhaal. Ze legt uit dat ik met dit verhaal meer de achtergronden zal begrijpen. Het is een brief/verslag van de moeder van Job. Er is iets met haar aan de hand. In de brief zal naar voren komen dat Job zich erg door mij gesteund heeft gevoeld. Ik begin met lezen. Het is ook wel een formulier, want er zijn vakjes ingevuld. Ik lees alleen het begin van de brief. Het vervolg is 'gewist met witte mist'. Die mist komt wel vaker voor in dromen: iets wat later dus nog onthuld zal worden. Ik ben wel gerustgesteld door de brief. Hiermee kan ik de reactie van Job meer plaatsen. 

De les duurt tot 13:00 uur, en dan realiseer ik mij, dat ik om 13:11 uur word opgehaald door een medestudente uit Emmen, om samen naar de pabo in Utrecht te rijden. Ik kom daar nu pas achter. Dat wordt lastig. Ik kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Ik denk erover na, en besluit dan af te bellen. Ik ben alle bijeenkomsten nog aanwezig geweest op school. Het zou dus geen probleem hoeven zijn, om nu te verzuimen, vanwege mijn aanwezigheid op de basisschool. 
Ik wil mijn telefoon pakken om de mede-student te bellen. Ik loop het klaslokaal uit. Dan realiseer ik mij, dat ik een buurtzorgjasje van een collega heb gepakt. Dat jasje lag op een stoel, voorin het klaslokaal. Het is maat 'small', dus niet mijn maat. In de jas zit een telefoon met blauw omhulsel, Buurtzorg-blauw. Dat is dus niet mijn telefoon. Ik wil het jasje en telefoon gauw terugleggen, en mijn eigen telefoon pakken, om de mede-studente af te bellen. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten