donderdag 26 maart 2020

Zee

Ik kwam in de thuiszorg bij een echtpaar. Ze hadden net een feest, maar er was toch wel zorg nodig. Het hele huis zat vol met familie. Kleinkinderen speelden met elkaar. Het was heel vrolijk. Het was ook wel in mijn eigen ouderlijk huis. Ze gingen van de kelder naar de zolder en weer terug. En scheen veel zonlicht in het huis. De kinderen konden ook zo de straat op, want het was niet druk op de weg. Er was een goede sfeer hier, en ik kon op gemak zorg verlenen. De kinderen kwamen steeds naar mij toe, om te kijken wat ik aan het doen was. Hun oma had open benen, en ik ging de wonden verbinden. Dat was best veel werk, en ik deed het stapje voor stapje. De kinderen vonden het helemaal niet eng, stelden steeds vragen, renden dan weer weg om te spelen, kwamen dan weer terug. De oma genoot ervan, en zat ondertussen rustig wat in een tijdschrift te lezen. De opa was een slanke man met lichtblauwe broek en witte blouse. Hij was bezig met het bereiden van de maaltijd, in de keuken. Het waren niet mijn eigen ouders. Het waren hele andere mensen. De man werkte als professor, of was misschien net met pensioen. 
Een kleinkind bleef steeds aan mijn zijde. Ze was een jaar of 10, en heette Bernice. Ze droeg een rood geruit jurkje en zwarte lakschoentjes. Ik dacht ook wel dat ik het gewoon zelf was, op die leeftijd. Ik werd heel blij van dit meisje. Ze wist goed wat ze wou. Ik zag dat ze een vraag wilde stellen, maar nog even nadacht hoe ze de vraag zou stellen. Toen zei ze:
"Waarom werk jij eigenlijk nog in de zorg? Je zou toch vanaf nu gaan lesgeven op de basisschool? Ik vind het veel leuker, als je bij ons op de basisschool komt!"

Ik werd er heel blij van, dat ze dat zei. Het gaf mij zelfvertrouwen. En ik gaf haar gelijk. Ik zou hier nog even het werk afmaken, en dan zou ik mij 100% gaan richten op de basisschool. 

In een ander fragment kwam ik bij mijn ouders. Nu woonden ze zelf weer in het ouderlijk huis. Het was in de inrichting na de eerste verbouwing, met de jaren '70 keuken. Ik kwam zomaar met mijn moeders bruine fiets van vroeger (met handremmen) de keuken binnen fietsen. Mijn moeder was bezig in de keuken, veegde net haar handen aan een handdoek af, reageerde helemaal verbaasd en overrompeld, maar ook blij. Mijn vader zat in de kamer. Toen realiseerde ik mij tot mijn schrik, dat ik natuurlijk helemaal niet bij mijn ouders op bezoek mocht komen, in deze Corona-tijd! Gauw zorgde ik ervoor, dat er glas tussen ons in kwam te staan, en toen commmuniceerden we achter glas.

Mijn vader lag op bed in het ouderlijk huis. Ik ging bij hem kijken. Hij lag nog te slapen. Was moeilijk wakker te maken. Het leek mij beter hem met rust te laten. Op het nachtkastje was een goudkleurige druppende kraan bevestigd. Ik probeerde de kraan dicht te draaien, maar dat lukte niet. Het ging stroef. De kraan moest gesmeerd worden. Ik maakte mij er zorgen over dat het zku overstromen.   
Ik keek uit het raam, naar de buren in de bungalow. Dsar was een rustige zee. Wow. Wat een kalme zee. Ik had voor mijn gevoel nog nooit eerder zo'n rustige zee gezien! Ik wou er eigenlijk meteen naartoe, maar dat kon niet, ik was nu bij mijn ouders. Maar het liefst wilde ik meteen in de zee zwemmen. Ik kon de zee nu alleen waarnemen achter glas, belemmerd door de lijsten van de ramen. Ik wilde de zee in vol ornaat aanschouwen, erin springen op een warme zomerdag. Het was meer een soort Middellandse zee dan de Noordzee, helderblauw, en een heerlijke zon. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten